Verlatenheid en eenzaamheid zijn niet hetzelfde, hoewel het gevaar bestaat dat elke eenzaamheid in verlatenheid overgaat, net zoals het de kans van elke verlatenheid is om eenzaamheid te worden. —Hannah Arendt
Het is een oude ‘vriendin’ die zo nu en dan verschijnt in mijn leven. Nu is ze er weer. Deze ‘vriendin’ heet Verlatenheid. Ze is de nicht van de Eenzaamheid. Onwelkom, maar nu is ze er weer om een tijdje te blijven. Ik weet niet voor hoe lang. Wat ik wel weet is dat ik haar niet mag. Ik heb haar nooit gemogen, want als eenzaamheid in verlatenheid omslaat, heeft zelfs mijn Zelf mij verlaten en zeggen mijn gedachtes niets meer. Als mijn Zelf mij verlaat, dan verlies ik mijn gesprekspartner — dan verdwijnt mijn denkvermogen.
Ik kan niet meer denken.
Zoals gewoonlijk kondigt de Verlatenheid haar aankomst aan met een nauwelijks hoorbaar fluisteren — het fluisteren van de eindigheid. Ik voel het meer, dan dat ik het hoor. Het is een onmiddellijke sensatie. Even onmiddellijk weet ik dat de liefde weer zwaar is en ondraaglijk.
De Verlatenheid neemt alles over. Isoleert me volledig. Confisqueert mijn gedachtes, mijn diepste gevoelens. Wat blijft zijn eindeloze twijfel, moedeloosheid, machteloosheid, grilligheid, dubbelzinnigheid, contingentie, ambiguïteit, onvrijheid en onveiligheid.
Ik voel me niet meer thuis in de wereld. De wereld breekt uit elkaar en werpt me op mezelf terug.
Het duurt lang en is toch zonder tijd. Dit gevoel bevroren te zijn, verstard, versteend. Maar ik voel iets. Ik hoor iets. Uit een verre hoek van mijn innerlijkheid. Een gevecht. Een worsteling. Het klinkt even traag en ongeduldig als het hete geluid van het indolente, doffe bobbelen van smeltend steen momenten voordat de vulkaan gaat spuwen. Ik win wat en verlies weer. Ik draai in en weer uit. Heel even heb ik de leiding om direct daarna de controle weer kwijt te raken. Ik leer en verleer.
Zij is vermoeiend, uitputtend, deze innerlijke vechtpartij tussen moed en angst, tussen identiteitsloosheid en de erkenning van wie ik ben. Het is een moeizame veldslag tegen de Verlatenheid om te kunnen leven, overleven. Ik vecht om mijn leven, om mijn Zelf, om mijn vrijheid. In een wereld die ik met anderen deel en waarvan ik nu geen deel meer uitmaak. Ze hebben me verlaten.
Voor nu ben ik niet in staat mijn ‘wie’ dat niet langer door anderen erkend en bevestigd wordt, in stand te houden. Ik ben geïsoleerd en te bevroren om te kunnen denken, te kunnen ervaren. Dit is wat de Verlatenheid doet.
De verwoesting van de Verlatenheid
De intimiteit van een relatie is een van de mooiste fenomenen. Precies daar, midden in het hart van dit fenomeen, slaat de Verlatenheid met alle geweld in. De nasleep van haar verwoesting is het eeuwigdurende moment van plotselinge stilte, verlamde communicatie en verraad.
Tegelijkertijd ontvouwt zich in dit vacuüm de broosheid en kwetsbaarheid van de intimiteit van een relatie. Elke relatie: met anderen, met de wereld, maar ook met mijn Zelf.
Jouw stilte doet mijn hart pijn.
Is je batterij leeg?
Heb je je telefoon uitgezet?
Wil je geen contact meer?
Wil je me niet meer zien?
Wil je me niet meer horen?
Wat is vrijheid?
Wat is een relatie met iemand hebben?
Wat betekent ‘ik mis je’?
Wat betekent ‘ik hou van je’?
‘Je bent slechts zo vrij als de hoeveelheid vrijheid die je anderen geeft
— ik zei dit keer op keer.
Tegen anderen.
Tegen mijn Zelf.
Ben ik minder vrij als ik de angst heb jou te verliezen en je vertel over deze angst?
Moet ik het je vertellen?
Zou het je minder vrij maken als ik het je vertel?
En wat als de angst werkelijkheid is geworden?
Ik voel de pijn in mijn hart.
Een scherpe, doordringende pijn die plotseling mijn kwetsbaarheid blootlegt.
De redding van de Eenzaamheid
Enkel in de eenzaamheid voelt men dat men het gezelschap van mensen ontbeert, en enkel wanneer de mens zich daar scherp van bewust is, bestaat zij werkelijk als enkeling.
Ik noem deze existentiële toestand waarin ik met mijzelf omga “Alleen-zijn” in tegenstelling tot “Eenzaamheid”, waarin men ook alleen is, maar niet slechts het gezelschap van andere mensen ontbeert, maar bovendien ook het mogelijk eigen gezelschap.
In het Alleen-zijn ben ik ‘alleen met mezelf’, samen met mijn zelf en dus twee-in-één.
—Hannah Arendt
Mijn enige redding uit deze verwoesting is als de Verlatenheid weer plaatsmaakt voor haar nicht, de Eenzaamheid. De Eenzaamheid is de brug tussen de Verlatenheid en het Alleen-zijn. In de kleine ruimte die de Eenzaamheid opent heb ik de kans terug te keren naar de grote ruimte van het Alleen-zijn en daar mijn Zelf terug te vinden.
Als dit me lukt, zal mijn denkvermogen me weer met open armen begroeten waarna ik opnieuw met mijn Zelf in gesprek kan gaan. Dan hervind ik mijn sprankelende opgewektheid en het fluwelen geluk van het levendige en absoluut onafhankelijke Alleen-zijn met mijn Zelf. Want zij — mijn Zelf — is mijn beste vriendin.
In het alleen-zijn ben ik niet langer verlaten noch eenzaam. Ik ben dan met mijn Zelf waarmee ik in dialoog ga over de wereld. Dan denk ik. En in mijn denken gebruik ik de enorme ruimte van mijn voorstellingsvermogen waarin alle mensen zitten en de hele wereld. En ikzelf, want in mijn voorstellingsvermogen kom ook ik voor — mijn hele leven sinds ik kan denken en ervaren.
Het enige dat ik heb is mijn verleden. Ja, zelfs het verleden toen de Verlatenheid weer eens op bezoek was.
Pas nu, in dit stille innerlijke tweegesprek met mijn Zelf, kan ik de woorden vinden die beschrijven wie de Verlatenheid is en wat ze heeft gedaan. Nu kan ik ook beschrijven wat de kans is van de Eenzaamheid, maar ook haar bedreiging.
In het Alleen-zijn sta ik in relatie tot mezelf
Al het denken voltrekt zich, strikt genomen, in het Alleen-zijn en is een dialoog tussen mij en mijzelf; maar deze dialoog van het twee-in-één verliest het contact niet met de wereld van mijn medemensen, omdat zij vertegenwoordigd zijn in het zelf met wie ik de dialoog van het denken voer.
Het denken overstijgt steeds het loutere gegeven-zijn van hetgeen zojuist haar aandacht heeft getrokken en transformeert het tot een experiment van het ik met zichzelf
—Hannah Arendt
De Verlatenheid verwoest me. Het is is alsof ik niet meer existeer. Ze zien me niet meer staan en als ze dat wel doen, dan halen ze me door het slik en besmeuren me met haat-woorden.
Ik vlucht naar de Eenzaamheid. Zij wijst me de weg terug naar mijn Alleen-zijn en de vele manieren die ik heb om te overleven.
Eén ervan is in mijn auto te stappen, de deur dicht te doen en gewoon weg te rijden.
Zodra de deur dicht is en de koude lucht van de airco over mijn vochtige, want bezwete en overemotionele huid strijkt, voel ik al de sensatie van vrijheid. Navigerend door de ochtendfiles in de stad aan de Donau schudden mijn schouders terug naar de schuddende hoofden van de mensen in de vooruitkruipende auto’s naast mij. Mijn lippen glimlachen blij naar hun boze blikken die allergisch zijn tegen de harde muziek die uit mijn auto dreunt. Hun kritiek kan me niet deren.
Ik ben vrij. Ik ben beweeglijk.
Ik zit eindelijk alleen in mijn auto en ik kan en ga dus weg.
Finally. And the music is my drug.
Ik voel de bassen van Deep Dish’s versie van Stevie Nick’s Dreams door het binnenste van mijn lichaam stromen en wel precies op het moment dat ik de stad achter me laat en door de heuvels rond Wenen rijd op een slingerende en plotseling verlaten Autobahn.
Een thermos met koffie op de bijrijdersstoel.
Een pak met sigaretten ernaast.
Een glimlach op mijn lippen en een diepe zucht in mijn hart.
Op de A45 tussen Siegen en Gießen lijk ik de enige mens op aarde. Maar ik ben niet langer verlaten noch eenzaam. Ik ben alleen. Alleen met mijn Zelf.
Ja jetzt. Kraftwerk.
Wir fahr’n fahr’n fahr’n auf der Autobahn.
Ich fahr fahr fahr auf der Autobahn.
In meine Freiheit.
Zurück in meine Freiheit.
Back to the future, my future.
Ik stop alleen om te tanken en te plassen.
Naar eten verlang ik niet.
Ik ben vol en niet leeg.
geen een moment voel ik me eenzaam
ik ben alleen
ik ben met mij
ik houd ervan alleen te zijn
Enkel dan kan ik echt denken.
Onverwacht geïnspireerd raken.
Plotseling tot inzicht komen.
Alles verwerken waarvan ik dacht het nooit te kunnen verteren.
Alles.
Ook de woorden die nooit het daggeluid hadden mogen horen.
Woorden die nooit via mijn trommelvlies mijn hart hadden mogen raken.
Waarom hebben ze mijn hart verscheurd en niet mijn trommelvlies alwaar ze als eerste insloegen?
Het maakt niet meer uit.
Nu, hier op de lege Autobahn.
Ik voel de sensatie van vrijheid.
Mijn vrijheid.
Mijn beweeglijkheid.
Het is een krachtige sensatie die de aangerichte ravage verandert in een prachtige ervaring. Een ervaring die mij laat voelen dat ik altijd weg kan. Dat mijn identiteit niet bepaald wordt, en nimmer voor eeuwig vastgelegd wordt door de haat-woord-bommen die anderen vanuit eigen onmacht of angst of domheid zomaar op mij afschieten. De ervaring dat ik niet op elke eenzijdige oorlogsverklaring van anderen hoef in te gaan.
Dat ik na een offensieve ook gewoon kan fahr’n. Fahr’n auf der verlassenen Autobahn.
Ik rijd zonder het door te hebben. Ik luister na de muziek en mijn denken begint. Ik ga met mijn Zelf in dialoog. Over hoe ik wil dat de toekomst zou moeten zijn. Hoe de wereld eruit zou moeten zien. Dat rechtvaardigheid de enige norm is. Dat vrijheid — wérkelijke vrijheid — pas kan bestaan als de Rechtvaardigheid in de wereld is en dat iedereen er continu voor moet vechten haar in de wereld te houden.
Dit denken is een experimenteren met alle mogelijkheden die ik heb om de wereld beter, rechtvaardiger en vrijer te laten zijn.
Vrijheid.
Ja, ik ben het eens met het inzicht van mijn Zelf:
Mijn vrijheid houdt op te bestaan waar jouw vrijheid beknot wordt.