Op 02 Oktober 2016 mocht ik deelnemen aan de derde editie van het symposium Vrouwenlogica III: Boerkini’s, bikini’s en soefi’s — over vrijheid in religie. Een symposium dat georganiseerd werd door De Nieuwe Liefde in samenwerking met de Society for Women in Philosophy-NL en de Vrije Gemeente.
Het was een geweldige en bijzondere ervaring om samen met krachtige, prachtige, uiterst intelligente, bewuste en kritische vrouwen van gedachte te wisselen over ethiek, religie, agency, vrijheid en zelfrealisatie. Zowel tijdens het symposium als ook na afloop napratend aan de bar. Vrouwen zoals Anne Dijk, Mariam el Maslouhi, Sakina Loukili, Nawal Mustafa, Khadija al Mourabit, Karen Vintges, Arzu Aslan, Joyce Pijnenburg, Guity Mohebbi en Désirée Verweij.
Al deze namen noem ik heel bewust. Enerzijds als een ode aan hen — een uiting van respect voor wie ze zijn en wat ze doen — en anderzijds om te laten zien hoe overweldigend en inspirerend de diversiteit en pluriformiteit op deze dag was. Het voelde als een thuiskomen in de wereld.
Met elkaar verbonden ondanks én dankzij de onderlinge verschillen
Een wereld die echter tegelijkertijd in tweeën gesplitst is door het hardnekkige binaire construct van the Ones versus the Others — ofwel: les Uns versus les Autres —, zoals Christine Delphy dit omschrijft in haar boek Seperate and Dominate — Feminism and Racism after the War on Terror. Delphy’s boek is een verademing in tijden van een wijdverbreide moslimhaat die zich voornamelijk manifesteert in racistische, seksistische en dus discriminerende bejegeningen en wetten tegen islamitische vrouwen. Het overheersende benauwende beeld is dat ‘de islam’ een op zichzelf staande entiteit zou zijn die buiten alle historie ligt en bijgevolg onveranderlijk is. Als zodanig zou het een inferieur geloof zijn dat de vrijheid zou aantasten en dan vooral die van de islamitische vrouw. Over bevoogding en infantilisering gesproken …
Daarom was het zo urgent dat er tijdens het symposium een divers panel op het podium zat bestaande uit vrouwen van kleur, van verschillende leeftijden, afstammende uit diverse achtergronden en identificaties, met en zonder hoofddoek. Vrouwen die ondanks én dankzij de onderlinge individuele verschillen bewust met elkaar verbonden zijn door een gedeelde ervaring, een gedeelde strijd en een nieuwe vorm van een werkelijk insluitend, een werkelijk intersectioneel en dus een dekoloniaal feminisme. Want uiteindelijk strijden we allemaal om hetzelfde: dekolonisatie, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid. Voor de vrouw en voor alle minderheden die dagelijks worden uitgesloten vanwege het feit dat ze ingedeeld zijn bij de Others en niet bij de Ones.
“Ik voel me gekwetst, omdat u onderscheid aanbrengt”
Aan het einde van de paneldiscussie kwam de vragenronde voor de zaal. Er ontstond een discussie over het witte of koloniale feminisme tegenover het dekoloniale en intersectionele feminisme. Het werd duidelijk dat sommige witte vrouwen zich aangevallen voelden door de kritiek die het panel heeft geuit op het witte feminisme. Wat ik nu niet zal doen, is hier een weergave te geven van deze discussie. Toch wil ik iedereen uitnodigen om niet alleen de discussie, maar het hele middagprogramma hier terug te luisteren. Waarom? Omdat vooral de vragenronde aan het einde van de paneldiscussie een goed voorbeeld is van het dominante binaire wereldbeeld tussen de Ones versus de Others.
Dit is dan ook het onderwerp waar ik het nu wel over wil hebben. En dan specifiek het ene moment waarop een witte vrouw opstond en met een emotionele, verontwaardigde en wellicht zelfs boze toon zei: “Ik ben heel verbaasd dat op het podium onderscheid wordt gemaakt tussen wit feminisme en kleur — of gekleurd of hoe u dit wilt noemen — feminisme. In feite voel ik mij gekwetst, omdat u onderscheid aanbrengt. Voor mij is feminisme voor iedereen. Voor álle vrouwen.” Een triljoen gedachten, woorden, herinneringen, geleefde ervaringen en gevoelens doorstroomden op dat moment mijn hoofd, lichaam en geest. “Oh ja,” dacht ik, “daar heb je het weer: ‘jullie polariseren’, ‘dit is reverse racism’, ‘jullie sluiten uit’”. Wat zich hier voor mijn ogen manifesteerde — en dat na een hele middag praten over de bestaande ongelijke en geïnstitutionaliseerde machtsstructuren —, was whitesplaining, white innocence, white fragility en white tears. Je zou er moedeloos van kunnen worden, maar moedeloosheid is geen optie. Niet als het gaat om dekolonisatie, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid.
Een keer thuis, waar ik me terug kan trekken uit de buitenwereld en in een tweegesprek met mezelf kan treden, ging ik over dat moment en die woorden nadenken. Over wat ik tegen deze mevrouw had willen zeggen. Namelijk: “Mevrouw, ik geloof u dat u zich gekwetst voelt.”
U wordt — misschien wel voor het eerst in uw leven — gezien als een ras en wel gebaseerd op uw huidkleur. Ineens bent u niet meer blank, maar wit. Ineens bent u niet meer de norm, maar een onderdeel van de diverse wereld die pluraal en multiple is. Ineens wordt u aangesproken op uw etniciteit en uw privileges die u juist op grond van die etniciteit bezit. Dat een aangesproken worden op je etniciteit en huidkleur kwetsend is, dat weet ik als geen ander. Dat weten de vrouwen op het podium als geen ander. Het verschil is echter dat u behoort tot de Ones. U behoort tot de groep die de macht heeft om de Ander als zodanig te benoemen: als behorend tot de Others.
“Het feminisme is voor álle vrouwen”
Dat dit vanmiddag met u gebeurde, kwam door de setting van een panel bestaande uit enkel gekleurde vrouwen en vrouwen die door velen van uw ras gezien worden als per definitie onderworpen, onderdrukt en onvrij. Deze setting is echter niet de norm, maar nog steeds de uitzondering. Daarom zult u niet vaak in dergelijke settings terechtkomen, want meestal zie je #AllWhitePanels en #AllMalePanels. En toch — en dit is waar het pijn doet en schuurt — zal het steeds vaker gebeuren dat witte mensen zich gekwetst gaan voelen door de veranderingen in de wereld. Wij gekleurde vrouwen en mensen stoppen immers niet met onze strijd. En dit houdt in dat u en de witte man zo langzaamaan de tot nu toe zo vanzelfsprekend lijkende macht moeten gaan delen. Daardoor zult u verliezen leiden. Een verlies aan zeggenschap, aan autoriteit, aan macht. U zult de podia die u tot nu toe als enige kreeg — en nog steeds krijgt — moeten gaan delen. Want dit is wat werkelijke rechtvaardigheid betekent: de asymmetrie in macht en dus de machtsongelijkheid te bestrijden.
En uw uitspraak dat ‘het feminisme van alle vrouwen is’ … Weet u, dit is precies hetzelfde als de mensen die in Amerika als antwoord op de #BlackLivesMatter-beweging riepen: all lives matter. Ik wou dat alle levens ertoe deden! Ik wou dat het feminisme voor alle vrouwen was! Want als dat daadwerkelijk zo was, dan hadden we het niet nodig om een symposium te organiseren teneinde de mythe uit de wereld te helpen dat islamitische vrouwen geen feministen zouden kunnen zijn. De mythe dat het fenomeen islamitisch feminisme een contradictio in terminis zou zijn. De feiten spreken immers tegen uw uitspraak: de historie laat zien dat het witte feminisme juist niet voor álle vrouwen is. Daarom is er een urgentie voor een ander soort feminisme, een feminisme dat u ‘gekleurd’ noemt.
Het is de eigen schuld van die Ander dat die anders is
In dit kader is het uiterst interessant om Delphy’s analyse te lezen over hoe de dominante Ones van de gedomineerde Others eisen om te zijn zoals zij: normaal. Om zich te assimileren — wat dan gezien wordt als ‘goed geïntegreerd’. Om dat hoofddoek af te zetten, want dat is je enige weg naar vrijheid. Om je geloof de rug toe te keren, want geloof en vrijheid gaan niet samen. En als je het assimilatie-spelletje niet meespeelt, dan is het alleen maar ‘normaal’ dat je geen rechten hebt, niet mag stemmen, geen auto mag rijden, geen baan kunt krijgen die past bij je capaciteiten en kwalificaties. Of om het in de woorden van de premier van Nederland te zeggen: “Pleur op!” en “Als ze gaan, zal ik ze niet tegenhouden.”
Maar hoe, vraagt Delphy zich af, kunnen de Others zijn als de Ones als de laatste alleen maar de Ones kunnen zijn omdát ze de Others domineren en onderdrukken? De manieren waarop de dominante groep leeft — hoe ze spreken, staan, lopen, eten, etc. — worden niet gepresenteerd als wat ze zijn: als manieren die alleen maar kunnen bestaan via dominantie. Nee, ze worden gepresenteerd als de norm, als het universele. Delphy zegt: “The Others will never manage to fit into what is presented as a universal norm that goes for everyone and which everyone can live up to.”
Dat de Ander nooit aangepast zal zijn, vloeit voort uit de othering van de Ones waarbij het de schuld van de Others zelf zou zijn dat ze anders zijn. En in de tussentijd worden de voorrechten en privileges van de Ones — gewonnen op de rug van die Ander — gepresenteerd als een terechte beloning voor de eigen vaardigheid om aan de zelf gestelde norm te voldoen.
Als de Others zichzelf gaan benoemen
Daarnaast is er nog een ander zowel discursief als ideologisch element dat Delphy beschouwt als een gemeenschappelijk aspect van alle situaties waarin een groep op heel arbitraire gronden wordt afgezonderd, gemarginaliseerd, gediscrimineerd, uitgebuit en zowel fysiek als psychisch wordt misbruikt. Dit gemeenschappelijke element is het belang en de vijandigheid van de dominante groep zodra de Others zich bewust worden van hun situatie en publiekelijk gaan rebelleren.
Sterker nog, het punt dat de meeste pijn veroorzaakt bij de dominante groep ontstaat op het moment dat de Others in hun bewustwordingsproces niet alleen beginnen zichzelf te benoemen, maar daarbij ook de Ones gaan benoemen. Dit is precies waarom zo veel witte mensen het verafschuwen als je hen ‘wit’ noemt en niet ‘blank’. Ze willen niet gecategoriseerd worden. Ze willen niet gecatalogiseerd worden. Ze willen niet benoemd worden en een naam krijgen. En vooral willen ze niet dat iemand anders dan zijzelf een naam aan hun groep toeschrijft.
Al dit manifesteerde zich voor mij in de paar woorden van verbazing en gekwetstheid van die witte mevrouw over het onderscheid dat wij als panel maakten tussen wit en intersectioneel feminisme. Wij benoemden namelijk niet alleen onszelf en ons feminisme, wij benoemden bovendien haar en haar feminisme. Een voorrecht dat tot nu toe alleen toebehoorde aan de dominante groep. Een groep die over ‘hen’ praat en niet met ‘hen’. En als deze ‘hen’ nu zelf begint te praten over zichzelf, als deze ‘hen’ nu de eigen stem laat horen na eeuwenlang onzichtbaar en stom te zijn geweest: ja, dat gaat dan pijn doen.