“Ja, zo zijn ze nou eenmaal, die ‘oriëntalen’, die ‘mohammedanen’.” Vaak heb ik mijn moeder dit horen zeggen toen ik opgroeide. Ook al was de betekenis van deze opmerking toen nog niet echt toegankelijk voor me, toch voelde ik dat deze kwalificatie iets heel specifieks zei over mijn vader en zijn afkomst. Iets dat niet helemaal positief was. Deze stereotyperende en dus reducerende uitspraak kwam meestal na een van de vele ruzies die mijn ouders met elkaar hadden. En omdat mijn vader mijn vader was, moest dat ‘oriëntaal-zijn’ dus ook iets met mij te maken hebben. Net zoals ik half Perzisch was, moest ik dus ook half ‘Oriëntaals’ zijn.
Dit vermoeden bevestigde zich snel nadat ik in Europa terecht kwam. Ik werd daadwerkelijk aangesproken als ‘oriëntaal’. Als een exotisch figuur. Een oriëntaalse vrouw. Een Perzische kat. Een van de eerste confrontaties met het westerse beeld van de ‘oriëntalen’ was die ene gynaecoloog die mijn ontblootte onderlichaam bekeek en zei: “Wat zijn jullie ‘oriëntaalse’ vrouwen toch mooi.” Net 16 was ik en het liefst wilde ik meteen uit die stoel springen en wegrennen.
Ook waren er de racistische grapjes die tot vervelens toe herhaald werden en waar alleen de grappenmakers zelf kostelijk om konden lachen. Zodra ik hun vraag naar mijn afkomst had beantwoord, reageerden ze schunnig grijnzend met een zangerig “Ich bin ein Perser, ein ganz perverser.” (Ik ben een pers en heel pervers’). Dat was in Oostenrijk. In Nederland vonden ze het heel grappig om mij ‘Khomeini’ te noemen. Of ‘moedjahedien’. Of ‘bootvluchteling’. Een keer was ik zelfs een ‘vieze vuile buitenlander’. Maar gewoon voor de grap, hoor.
Een paar jaar geleden las ik Edward Saïds Orientalism en alles werd helder en duidelijk. Mijn eigen ervaringen bevestigden niet alleen zijn scherpe analyse, ze kregen vooral een voor mij persoonlijk urgente historische en kritisch filosofische achtergrond en betekenis.
Hét voorbeeld van onmondigheid en onderdrukking
De hardnekkige en kortzichtige westerse stereotypering van onder andere het land waar ik vandaan kom, zit heel diep. De Iraanse vrouw is nog steeds een ‘exotisch Perzisch katje’ dat sinds de islamitische revolutie per definitie onderdrukt wordt door de losbandige en oversekste oriëntaalse mannen. Ze heeft geen macht, kan niet voor zichzelf spreken en moet zich bovendien bedekken om niet verkracht te worden door de ‘mohammedanen’, die niet in staat zijn hun seksuele driften te beteugelen zodra ze een ongesluierde vrouw zien. Want zo zijn ze nou eenmaal, die ‘oriëntalen’.
Telkens weer wordt de Iraanse vrouw geïnfantiliseerd en met een uiterst arrogant en onwetend westers paternalisme uitgebeeld als hét voorbeeld van onmondigheid en onderdrukking. Deze taaie en zichzelf alsmaar herhalende toonloosheid is verworden tot een onuitputtelijke bron waarmee een hongerig monster met veel liefde en toewijding gevoed wordt. Dit monsterlijke huisdier is het troeteldiertje geworden van de hedendaagse ‘islamcritici’ en het draagt de naam Islamofobie.
Voortdurend worden moslims volledig eenzijdig en ongeïnformeerd afgebeeld als onverlichte barbaren en achterlijke mensen die niet in staat zouden zijn tot democratie en vrijheid. Niet alleen witte seculiere mannen, maar ook witte feministen koesteren de islamofobe gedachte dat enkel de eliminatie van religie überhaupt de islamitische vrouwen kan bevrijden van hun onderdrukkers. Om dan echter de christenen niet al te onrustig te maken, wordt er ineens stelselmatig gesproken over ‘onze joods-christelijke’ waarden, wat een weergaloze farce is. In de hele geschiedenis van de mensheid zijn er namelijk geen enkele sporen te vinden van welke ‘joods-christelijke’ traditie dan ook. Een feit dat kennelijk niemand deert, niet eens de naar eigen zeggen objectieve journalisten.
Ook zij gaan immers mee — hetzij impliciet, hetzij expliciet —, met het geblondeerde en naar lavendel ruikende giftige ‘oriëntalisme’. Vooral als het gaat om religie en seks. Keer op keer wordt er herhaald dat ‘de islam dé oorzaak is van alle hedendaagse westerse problemen’. En dat dat zo is, komt zogenaamd omdat de islamitische wereld nog niet verlicht zou zijn.
De constructie van de moslim als de absolute Ander
De huidige vorm van islamofobie is nog niet zo oud. Ergens tussen 1989 en 2003 werd de moslim geconstrueerd als de absolute Ander. De westerse politieke scheiding van staat en religie werd geleidelijk aan beschouwd als zijnde bedreigd door deze Andere religie. Telkens weer kwamen er krantenkoppen langs met de vraag of ‘de islam wel te verenigen is met de democratie’. En zodra in het westen een aanslag plaatsvindt, wordt er niet lang gespeculeerd en zijn het de moslims die het gedaan moeten hebben. Want, tja, zo zijn ze nou eenmal, die ‘mohammedanen’.
‘Oriëntalisme’ is een soort brainwash van en door de witte mens met een uiterst effectieve werking. Na jarenlang gehersenspoeld en bevestigd te zijn in hun racisme en dominante status tegenover de moslim, hebben veel witte mensen een inmiddels salonfähige reden om nu vooral openlijk door te mogen gaan met een ooit subcutane discriminatie. Een discriminatie die zich uit in het ontstaan van witte en zwarte scholen; in het houden van de beste banen en huizen voor zichzelf; in een etnisch profileren en in het niet omgaan met de zogenaamde ‘allochtonen’ — of tenzij die geassimileerd zijn en een verblindend spierwit masker dragen. Hun discriminatie wordt door steeds meer witte mensen gerechtvaardigd met het argument dat ’deze onaangepaste mensen het gewoon niet verdienen om gelijke rechten te hebben’.
Het meest kwalijke is dat deze marginalisatie zich meer en meer heeft geconcentreerd op de lichamen van islamitische vrouwen. De de facto discriminatie is veranderd in een de jure discriminatie door wetten die het dragen van de nikab, de boerka en de bourkini criminaliseren. Steeds vaker worden pogingen ondernomen om ook de hidjab te verbieden, want die vrouwen kunnen alleen maar bevrijd worden als hun hoofddoeken met geweld van hun lichamen worden getrokken.
Geweld als bevrijding. Dit is eenzelfde soort absurdum als Jean-Jacques Rousseau’s uitspraak: “We zullen ze dwingen om vrij te zijn”. Maar voor de gebrainwashte en onkritische witte mensen is de islamitische vrouw de rechtvaardiging bij uitstek voor hun discriminatoire en gewelddadige haatspraak.
We zullen ze dwingen om vrij te zijn
Een methode die ze daarbij graag hanteren is het presenteren van een snel gegoogelde en vooral slechte vertaling van een vers uit de Koran als ‘bewijs’ dat 1,7 miljard mensen ‘achterlijk’ zijn. Het uit de context trekken van zaken, waarbij men zich allerminst ooit met die context zelf überhaupt bezig heeft gehouden, getuigt van een roekeloze gedachteloosheid. En gedachteloosheid is erger dan domheid, want gevaarlijker. Zeker als het gaat om islamofobie.
De enige uitweg uit deze gedachteloosheid is als individuen weer zelf zouden gaan denken. Sapere aude! was toch de leus van de westerse verlichting. Wees kritisch, ga op onderzoek uit, lees je in en bestudeer het onderwerp dat je wilt bekritiseren. En daarmee bedoel ik niet even te googelen op zoek naar iets dat meteen je eigen vooroordeel bevestigt.
Als het gaat om migratie, islam en racisme, dan heb ik steeds vaker het gevoel dat het hoogste tijd is voor een ‘nieuwe verlichting’ hier in het westen. Deze keer eentje die niet homogeen en universeel is. Eentje die afrekent met de essentialistische verklaringen voor de ‘natuurlijke’ oorsprong van ‘ras’, sekse en cultuur. Een verlichting dus die vertrekt vanuit heterogeniteit en pluraliteit, en het besef dat alle menselijke aangelegenheden historisch en bijgevolg veranderlijk zijn. Ook de islam.
Juist daarom ben ik zo ontzettend blij met Michiels boek dat ik met enorm veel plezier gelezen heb. Het is geweldig verhalend geschreven en zit vol met historische kennis en informatie over de islam en de diversiteit aan perspectieven binnen dit geloof als het gaat over seks en politiek. Kennis hierover is in deze donkere tijden van ‘alt-right’ en ‘fake news’ meer dan urgent. Bovenal is het geen kurkdroge stof, maar heel erg interessante materie die met veel humor gepresenteerd wordt. Soms heb ik hardop tranen gelachen. Bijvoorbeeld over deze zin:
Na het vertrek van de Sovjettroepen en van Afshin Ellian in 1989 was heel Afghanistan geleidelijk vervallen in steeds grotere anarchie […].
Als ik het voor het zeggen had, dan moest dit boek verplichte kost zijn. Liefst voor iedereen, maar minimaal voor ministers, kamerleden, politici, journalisten en islamofobe social media gebruikers.
Deze column is oorspronkelijk voorgedragen op 23 April 2017 bij Radio Swammerdam op AmsterdamFM. Elmer Rikhof en Froukje Waterbolk gingen in gesprek met Michiel Leezenberg en mij over zijn boek “De Minaret van Bagdad – Seks en politiek in de islam”. Luister hier naar de hele uitzending: